Arbeid onder dwang is duur en contraproductief
De wijze waarop mensen zich tegenover elkaar verhouden in samenlevingsvormen kent doorheen de tijd een betekenisvolle evolutie. Kijken we even naar: hoe duur is arbeid?
Alleszins de moeite waard om de emancipatorische kracht van een op dat gebied steeds veranderende maatschappij in historisch perspectief te bekijken.
Emancipatie van het individu heeft een voortdurende sociale strijd teweeggebracht en de maatschappelijke krachtsverhoudingen gewijzigd daar waar onderdrukking de gelijkheid tussen mensen te veel verstoorde.
Van stamverband naar slavendom
De tribe kent weinig sociale differentiatie. De sjamaan als geneesheer-priester, de oudsten als wijzen, het stamhoofd als voortrekker, de held als voorbeeld, belichamen vooral een moreel gezag.
De familie, peiler van deze primitieve samenlevingsvorm, is vooral gericht op levensonderhoud, veiligheid en het zorgen voor nakomelingen.
Onderzoek leert ons dat men in stamverband slechts een viertal uur per dag werkt. Enkel om te voorzien in het levensonderhoud. Dus helemaal geen sprake van economische productiviteit en de daarmee gepaard gaande vormen van macht en dwang. Arbeid is er helemaal niet duur.
Een eerste productiviteitsrevolutie ontwikkelt zich als gevolg van stammenoorlogen en de daaruit voortvloeiende overheersingen.
Meteen de introductie van het ‘slavendom’. De onderworpenen dienen gans hun leven onder dwang te werken voor de overwinnaars. Dit om hun ‘levenschuld’, het in leven blijven als overwonnene, in te lossen. De ongelijke klassenmaatschappij is meteen een feit. Staten ontstaan.
De productiviteit stijgt omdat slaven met hun arbeid mede in het levensonderhoud van hun slavenhouders voorzien. Dit vraagt voldoende repressie om slaven onder dwang te laten werken.
Naarmate we evolueren naar een complexer en welvarender samenleving wordt arbeid duur als kostprijs van veroveringen. Niemand wil het vuile werk nog doen, tenzij tegen een stevige vergoeding. Daardoor wordt de prijs om het slavensysteem in stand te houden erg hoog.
Dit leidt dikwijls tot crisis en verval van regimes. De elite in het Romeinse rijk verafschuwt werken, de slaaf echter is gedoemd tot arbeiden. Dit heeft tot gevolg dat arbeid duurder wordt.
Feodaliteit mildert de onderdrukking
Na de val van het Romeinse rijk schieten kastelen en abdijen als paddenstoelen uit de grond. Ze ontwikkelen zich als feodale domeinen met een lokale productie.
De onderdrukking is er minder zwaar. Lijfeigenen moeten slechts een deel van de dag voor de lokale heer werken in ruil voor zijn bescherming. De rest van de tijd kunnen ze voor zichzelf werken.
‘Levensschuld’ evolueert op die manier meer naar ‘beschermingsschuld’.
De lijfeigene mag terug zelf instaan voor zijn levensonderhoud met landbouw, zelf een familie hebben, een dorp vormen, zijn eigen religie beleven, … De motivatie van de lijfeigene om te werken voor de heer is dan ook groter dan deze van de slaaf. Arbeid wordt minder duur.
De productiviteit in onze contreien krijgt een extra boost van de tiende tot de dertiende eeuw. Waarbij arbeid relatief minder duur wordt.
Dankzij betere landbouwtechnieken verdubbelt de bevolking substantieel.
Nieuwe dorpen en steden ontstaan en de oude steden krijgen een nieuwe periode van bloei door ondernemende poorters en patriciërs. De handel explodeert.
Steden tonen hun rijkdom door kerken, kathedralen en belforten te bouwen. Er ontstaan universiteiten terwijl kunst en architectuur hoogtij vieren.
Kortom de feodaliteit kent meer vrijheid en ontwikkelingskansen dan het slavensysteem, hoewel de graad van onderdrukking nog erg groot blijft.
Het contract verdringt de schuld in het neo-liberaal kapitalisme
Met de opkomst van het kapitalisme verandert het arbeidsparadigma volkomen.
De ideologie van het samenlevingssysteem berust niet meer op levens- of beschermingsschuld maar op een ‘contract’.
Dit betekent concreet dat mensen meer en meer voor zichzelf gaan werken en hun voortgebrachte waarde als gelijken met elkaar uitwisselen. Arbeid is maar zo duur als in het contract vermeld staat.
Alvast opnieuw een emancipatorische verbetering voor het individu tegenover het slavensysteem en de feodaliteit.

In theorie althans, is dit win-win model productiever dan de oude systemen omdat het gefundeerd is op zelfmotivatie van het individu.
Het zorgt zo voor een tweede productiviteitsrevolutie. Eén zonder weerga in de geschiedenis.
De uitwisseling van arbeid tegen loon en van geld tegen goederen gebeurt in beginsel neutraal, met eenzelfde waarde.
Macht en hebzucht, het streven naar steeds meer kapitaal, perverteren echter vrij vlug dit gelijkheidsideaal.
De mechanisering in de landbouw doet echter de nood aan mankracht aldaar afnemen. Om in het levensonderhoud en dat van de familie te voorzien ruilt de landbouwer dus het platteland voor de industriestad, waar hij verplicht wordt om in de oprijzende fabrieken zijn arbeid te verkopen in ruil voor een hongerloon.
Zo ontstaat het ‘proletariaat’, de proletariër is een gemakkelijke prooi van industriële uitbuiting, omwille van het onevenwicht tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt. Hier komt de zwakheid van het kapitalistisch systeem, gebaseerd op uitwendige motivatie, onmiddellijk te voorschijn.
Het systeem stokt immers op het moment dat er geen ‘contractuele’ uitwisseling meer is. Dit kan zijn omwille van schaarste of overaanbod aan arbeiders, door gebrek aan kapitaal of grondstoffen, door mismatch tussen banen en arbeidsprofielen, door prijsstijgingen en ontwaarding van loon, …
Al deze dingen verhinderen in het kapitalistisch systeem de uitwisseling tussen mensen en diensten.
Hierdoor ontstaan crisissen. De sociale strijd die in de 19e eeuw startte voert hier een correctie in met het gevolg dat arbeid veel duurder wordt.
Hoe herkenbaar is dit in onze tijd. Trekken we de juiste lessen uit de geschiedenis?
De extrinsieke motivatie van werknemers prikkelen, positief door bonussen en promotie, negatief door degradatie of ontslag, helpt niet meer als toverremedie om mensen aan het werk te krijgen. En maakt arbeid steeds duurder.
De methode van de stok en de wortel schiet haar doel, het motiveren van loontrekkers om te werken, meer en meer voorbij in een hoogontwikkelde samenleving met veel zelfbewuste en mondige burgers.
Peer-to-peer productie als correctie op neo-liberalisme
Laten we even ons licht schijnen op een recente doch interessante derde productiviteitsrevolutie, deze op basis van peer-to-peerproductie, dat er zo zit aan te komen, of er eigenlijk reeds is.
Dit is een systeem waarbij elk individu bijdraagt aan een project uit vrije wil. Dus veel meer op basis van intrinsieke motivatie.
Klassieke voorbeelden zijn opensource-modellen als Linux, Android, Wikipedia,…
Zo’n systemen zijn hyper-productief omdat iedereen die er aan meewerkt dit doet vanuit zijn intrinsieke motivatie, dikwijls zelfs passioneel. Dit maakt arbeid zeker minder duur. In de regel krijgt de vrijwillliger geen ‘vergoeding’.
Wat die intrinsieke motivatie ook is om bij te dragen aan opensource-systemen doet er verder niet toe. Voor zover dit maar uit vrije wil gebeurt. Omdat men graag zijn steentje bijdraagt en dat men dit doet wanneer men wil. Geen moeten, wel willen!
Hoe het komt dat P2P-productiesystemen beter functioneren en productiever zijn?
Bekeken vanuit een kapitalistisch getinte bril is dit op het eerste gezicht niet te begrijpen. Het contractsdenken stelt immers dat elke mens enkel handelt uit eigenbelang (Hobbes): “Ik wil enkel voor u werken als je mij hiervoor betaalt.” Hoe kan vrijwillige arbeid het dan halen op betaalde arbeid?
De logica van het kapitalisme is fundamenteel verschillend van peer-to-peersystemen.
Bij het eerste worden idealiter bij een contract gelijke waarden uitgewisseld. Waarbij kopers en verkopers tevreden zijn met hetgeen zij winnen bij een transactie. Wat de koper met het gekochte goed doet is geen zaak meer van de verkoper.
Zo bijvoorbeeld verkoopt X een wapen aan Y. Met zijn aankoop doet Y een gewapende overval en schiet een winkelier dood.
Een typisch voorbeeld waarbij de externe effecten van een transactie (een wapen verhandelen) worden afgewenteld, door én koper én verkoper, op de gemeenschap. Politiekost, slachtofferhulp, gerechtskosten, gevangeniskosten, reïntegratiekosten, … zijn voor de gemeenschap.
Deze kost wordt beheerd door de overheid gekozen door de gemeenschap om ‘law and order’ te handhaven. Deze kosten komen meer en meer onder druk in onze moderne staten omdat ze duurder worden en omdat er steeds minder geld op de begrotingen beschikbaar is.
Minder middelen zijn dus beschikbaar voor andere essentiële opdrachten van de overheid zoals welzijnszorg en gezondheidszorg.
In peer-to-peer systemen is dit niet het geval. Omdat mensen er samenwerken rond een vrijwillig gekozen sociaal doel. Vanuit een gelijk ideaal valt gemeenschappelijk belang grotendeels samen met individueel belang.
Externe effecten die het algemeen welzijn bedreigen worden inherent in een peer-to-peer-productie meegenomen.
Het zou ons hier te ver leiden om het peer-to-peersysteem in al zijn facetten te bespreken.
Het is eveneens niet de bedoeling om P2P te poneren als een onmiddellijk alternatief voor kapitalistisch ondernemerschap. Wel is het een interessant experiment op onze zoektocht naar duurzame antwoorden op de catastrofale neveneffecten van het kapitalisme, die onze planeet momenteel existentieel bedreigen.
Niet in het minst de ongebreidelde economische groei ten koste van de uitputting van de aarde, een verder toenemende klimaatverstoring, een groeiende sociale ongelijkheid, toenemende vormen van het ‘mattheuseffect’, waarbij (super)rijken nog rijker worden en (extreem)armen nog armer, een allesbeheersende neo-liberale logica. Waar iets maar belang heeft als het in geldwaarde kan uitgedrukt worden, waar arbeid steeds duurder wordt en de sociale zekerheid steeds onbetaalbaarder wordt, …
Digitale revolutie: van ‘war on talent’ naar ‘speeltuin van talent’
Tijd om even te recapituleren.
Het Romeinse imperium gebaseerd op overheersing van volkeren en het maken van slaven met een levensschuld, wordt historisch moreel in vraag gesteld door het christendom als ‘mensonwaardig’.
Dit leidt tot feodale entiteiten waar lijfeigenen trouw én voor de heer én voor zichzelf werken in ruil voor bescherming. Hier is het maatschappelijk na te streven goed voor een kleine elite: ‘macht’.
Deze beschermingsschuld wordt vervangen door het ‘contract’, de hoeksteen van het kapitalisme.
Het maatschappelijk streven naar ‘macht’ wordt hier vervangen door het nastreven van ‘geld’, bezit.
‘Welzijn’ wordt het na te streven goed in een P2P omgeving. Dit vooral niet ten koste van de ander. P2P productie is immers gebaseerd op vrijwillige bijdragen aan een gemeenschappelijk sociaal doel. Het individueel ‘vrijwillig’ engagement vervangt het contract.
Elk individu beoogt niet alleen zijn eigen welzijn, maar ook dat van de groep (peer) en bij uitbreiding het welzijn zelfs van de hele samenleving.
De P2P experimenten laten ons meer en meer vermoeden dat de afwezigheid van bevel, controle en dwang hun hyper-productiviteit verklaren.
Anderzijds het sociaal-relevant zijn en het vrijwillig kunnen bijdragen aan een sociaal doel van de peer zorgt bij de commons voor een intrinsieke voldoening. Hetgeen het welzijn van mensen bevordert, misschien meer nog dan geld. En waardoor arbeid relatief minder duur wordt.
Dit alles vindt plaats in een tijdperk waar de digitale revolutie werkt als deeltjesversneller. Kennis is de te ontginnen grondstof van de nieuwe tijd.
Het gezin, de school en de universiteit voorzien niet langer alleen, jonge mensen van de nodige kennis om arbeidsproductief in het leven te staan.
Sociale media, internet, databanken, software, platformen met informatie en beelden, … zijn dikwijls nog onontgonnen bronnen van wetenschap, kennis en productie-leverage. Binnen erg korte tijd gaat dit kenniswerkers van een nieuwe tijd opleveren.
Zij zullen, op door hun gekozen momenten, bereid zijn om periodiek hun loopbaan te onderbreken om, min of meer, vrij hun tijd en energie aan te bieden, aan P2P projecten. Deze die bijdragen tot een betere wereld.

Jonge mensen gaan in hun leven, veel meer dan vandaag en in vorige eeuwen, telkenmaal opnieuw voor de verscheurende keuze komen te staan: ofwel streven naar meer geld ofwel streven naar meer welzijn.
Hun keuze zal bepalend zijn of onze mensheid de desastreuze neveneffecten van een zelfvernietigend neo-liberaal kapitalisme kunnen milderen.
Tegelijk zullen arbeidsmarkt en P2P-projecten de ‘war on talent’, nog meer dan nu het geval is, voeren vanuit hun eigen logica.
Het ziet er naar uit dat loopbanen in de toekomst nog minder continu zullen verlopen als heden en in het verleden het geval is.
Het zou een begin kunnen zijn als vrijwillige onbezoldigde bijdragen aan P2P projecten door onze samenleving als het ‘nieuwe normaal’ worden gezien.
Zijn we in staat om op één of andere wijze, tijdelijke P2P-bijdragen van individuen, als dienst aan de gemeenschap te gaan zien en niet meer als onwillige rebellie, om zich aan de klassieke arbeidsmarkt te onttrekken?
Bedrijven zullen er ook wel bij varen indien zij hun talentenjacht in die zin willen bijsturen. Zullen ze hun werknemers de kans durven bieden om even uit hun ‘arbeidscontract’ te stappen om P2P projecten te gaan versterken?
Hierbij helpt misschien het opgedane inzicht in deze bijdrage. Het is duidelijk uit het geschetste historisch perspectief, dat arbeid onder dwang steeds duurder en contra-productiever is, dan door intrinsieke motivatie gedreven arbeid.
Het zijn tevreden en intrinsiek gemotiveerde werknemers die écht en ‘waarden-vol’ welzijn creëren.
